Total verb forms: 10
Imperatives and participles
Tegenwoordig en verleden deelwoord betamend
Tegenwoordig en verleden deelwoord betaamd
Type ik jij hij/zij/het wij jullie zij
Presens - - betaamt - - -
Imperfect - - betaamde - - -
Toekomende tijd I - - zal betamen - - -
Conditionalis I - - zult betamen - - -
Perfectum - - heeft betaamd - - -
Voltooid verleden tijd - - had betaamd - - -
Toekomende tijd II - - zal betaamd hebben - - -
Conditionalis II - - zult hebben betaamd - - -

Verbs similar to betamen

Conjugated verbs before and after betamen

« betamen »