tell translation - English Dutch translation of tell

Search term tell has 13 results

EN	English	NL	Dutch
	tell told tell tell told told		opgeven {n} opgegeven geeft op geven op gaf op gaven op
	tell (v) [indication] told tell tell told told		zeggen (v) [indication] gezegd zeggen zegt zei zeiden
	tell (v) [information] told tell tell told told		zeggen (v) [information] gezegd zeggen zegt zei zeiden
	tell (v) [order] told tell tell told told		zeggen (v) [order] gezegd zeggen zegt zei zeiden
	tell (v n) [to discern, notice, identify or distinguish] told tell tell told told		zeggen (v n) [to discern, notice, identify or distinguish] gezegd zeggen zegt zei zeiden

EN	English	NL	Dutch
	tell (v) [warning] told tell tell told told		zeggen (v) [warning] gezegd zeggen zegt zei zeiden
	tell (v) [information] told tell tell told told		vertellen (v) [information] verteld vertellen vertelt vertelde vertelden
	tell (v) [story] told tell tell told told		vertellen (v) [story] verteld vertellen vertelt vertelde vertelden
	tell (v n) [to discern, notice, identify or distinguish] told tell tell told told		vertellen (v n) [to discern, notice, identify or distinguish] verteld vertellen vertelt vertelde vertelden
	tell (v) [story] told tell tell told told		verhalen (v) [story] verhaald verhalen verhaalt verhaalden verhaalde
	tell (v) [certainty] told tell tell told told		uitmaken (v) [certainty] uitgemaakt maken uit maakt uit maakten uit maakte uit
	tell (v) [certainty]		zeker zijn (v) [certainty]
	tell (v) [certainty] told tell tell told told		weten (v) [certainty] geweten weten weet wisten wist

Free multilingual online dictionary