Search term slag has 27 results
EN English NL Dutch
slag (n) [metallurgy] slak (n) {m} [metallurgy]
slag (n v) [a woman (sometimes a man) who has loose morals relating to sex] del (n v) {f} [a woman (sometimes a man) who has loose morals relating to sex]
EN Synonyms for slag NL Translations
embers [live coals] Glut {f}
sediment [residue] Rückstand {m}
lees [residue] Weintrub
grounds [residue] Satz {m}
precipitate [residue] (formal stürzen
dregs [residue] Hefe {f}
molten [produced by volcanic heat] schmelzflüssig
fiery [produced by volcanic heat] schlagwetterführend
bright [produced by volcanic heat] blank
igneous [produced by volcanic heat] vulkanisch
cinder [thing] Zunder {m}
dust [thing] Staub wischen in
ashes [thing] Eschen
remains [thing] (formal Spuren
soot [thing] rußig werden
volcanic ash [thing] Vulkanasche
ash [thing] Eschenholz {n}
NL Dutch EN English
slag [geluid] {m} bump [geluid]
slag [staart] {m} swish [staart]
slag [wapen] {m} stroke [wapen]
slag [sport - zwemmen] {m} stroke [sport - zwemmen]
slag [gevecht] {m} stroke [gevecht]
slag [algemeen] {m} bang [algemeen]
slag (n v adv int) [A strike upon an object causing such a noise] {m} bang (n v adv int) [A strike upon an object causing such a noise]
slag [beweging] {m} sweep [beweging]
slag [gevecht] {m} punch [gevecht]
slag [algemeen] {m} smash [algemeen]
slag [gevecht] {m} blow [gevecht]
slag [sport - tennis] {m} shot [sport - tennis]
slag [geluid] {m} crack [geluid]
slag {m} sort
slag [wapen] {m} hit [wapen]
slag [gevecht] {m} buffet [gevecht]
slag [militair] {m} battle [militair]
slag [militair] {m} combat [militair]
slag (n v) [a battle; a fight; a struggle for victory] {m} combat (n v) [a battle; a fight; a struggle for victory]
slag [militair] {m} fight [militair]
slag [geluid] {m} crash [geluid]
slag {m} trap
slag {m} battle
slag {m} blow
slag {m} scuffle

Dutch English translations

NL Synonyms for slag EN Translations
bons [smak] m brak {n}
klap [smak] m slag {n}
gesel [beproeving] m gissel {n}
ongeluk [beproeving] n otur (u)
onheil [beproeving] n elände {n}
plaag [beproeving] m plåga
rampspoed [beproeving] m elände {n}
tegenspoed [beproeving] m motgång (u)
vloek [beproeving] m förbannelse (u)
ramp [beproeving] m katastrof (u)
oorvijg [mep] m örfil (u)
mep [klap] m snärtande slag {n}
schade [deuk] m skada
handigheid [foef] f fingerfärdighet (u)
truc [foef] m knep {n}
kneep [foef] m nyp {n}
soort [type] n slag {n}
individu [type] n original {n}
genus [familie] n genus {n}
geslacht [familie] n släkte {n}