Woxikon / Dictionary / English Dutch / D / decline

EN NL English Dutch translations for decline

Search term decline has 23 results
Jump to English » Dutch
EN English NL Dutch
decline (v) [deteriorate] verslechteren (v) [deteriorate]
decline (n) [general] verslechtering (n) {f} [general]
decline (n) [civilization] neergang (n) {m} [civilization]
decline (n v) [downward movement, fall] terugval (n v) {m} [downward movement, fall]
decline dalen
EN English NL Dutch
decline (n) [general] achteruitgang (n) {m} [general]
decline (n v) [downward movement, fall] achteruitgang (n v) {m} [downward movement, fall]
decline (n) [civilization] achteruitgang (n) {m} [civilization]
decline (n) [general] verval (n) {n} [general]
decline (n v) [downward movement, fall] verval (n v) {n} [downward movement, fall]
decline (n) [civilization] verval (n) {n} [civilization]
decline (v) [deteriorate] slechter worden (v) [deteriorate]
decline (v) [general] afslaan (v) [general]
decline (v) [deteriorate] achteruitgaan (v) [deteriorate]
decline (v) [civilization] achteruitgaan (v) [civilization]
decline (v) [deteriorate] bergafwaarts gaan (v) [deteriorate]
decline kleiner worden
decline (n v) [downward movement, fall] afname (n v) {m} [downward movement, fall]
decline (v) [general] weigeren (v) [general]
decline (v) [general] afwijzen (v) [general]
decline (v) [drop off] teruglopen (v) [drop off]
decline (v) [drop off] afnemen (v) [drop off]
decline (v) [civilization] vervallen (v) {n} [civilization]
EN Synonyms for decline NL Translations
maturity [state] rijpheid {f}
majority [state] meerderjarigheid
infancy [state] kleutertijd {m}
adulthood [state] vrouwelijkheid {f}
childhood [state] kinderjaren (p)
old age [state] ouderdom {m}
adolescence [state] jeugd {m}
age [state] leeftijd {m}
cave in [reduction] inzakken
dwindle [reduction] krimpen
collapse [reduction] instorten
fall [reduction] val {m}
drop [reduction] val {m}
sag [drop] plooien
slip [drop] slip {m}
dip [drop] soppen
descent [reversal] afdaling {f}
discomfiture [reversal] frustratie {f}
blow [reversal] spuiten
down [reversal] kwart {n}